
maandag, maart 17, 2008
Kadir van Lohuizen in Pauw & Witteman
Vanavond is fotojournalist Kadir van Lohuizen te gast in het praatprogramma Pauw & Witteman. Van Lohuizen keerde onlangs terug uit Tibet. In 1999 verscheen van hem het boek www.tibet.chin.com.
Hopelijk worden door het duo Pauw&Paul zinniger vragen gesteld dan gisteren in het NPS-programma De Kunst.
Pauw & Witteman, Nederland 1, 23.00-23.55.

De eerste keer dat van Lohuizen naar Tibet ging, was met de Transsiberië Expres in 1985. In '87 wilde hij er weer in maar door de opstand die er toen was, waren de grenzen afgesloten. Vanaf 1995 ging hij drie keer, dit keer om te fotograferen. Hij trof een enorm verschil aan met zijn eerste bezoek, en keerde zich tegelijkertijd tegen het geromantiseerde beeld van Tibet, de cult rondom Tibet. "Er wordt gedaan of het een dierentuin is waar een hek omheen gezet moet worden en waar iedereen vooral moet blijven zoals vroeger. Want dat vinden wij leuk en mooi. Ik vind dat kortzichtig."
Met zijn foto's ontmaskert van Lohuizen de valse romantiek van films als 'Seven Years in Tibet' en 'Kundun'. Het opbouwen van de toeristenindustrie laat hij zien met de door de Culturele Revolutie verwoeste kloosters die nu door dezelfde Chinezen weer worden gereconstrueerd. Maar aan de andere kant houden Chinese politiemannen de monniken in de gaten bij rituele feesten. Ondanks dat constateert van Lohuizen dat de onderdrukking niet meer echt fysiek is. "Studenten van de opstand op het Tienanmenplein in 1989 zijn nu bezig carrière te maken, de welvaartseconomie heeft het eigen volk en de Tibetanen gekocht. In 1985 was er niets, nu kun je alles krijgen, overal zijn shopping malls, waarbij vergeleken Magna Plaza een buurtwinkeltje is. Alle topmerken kan je krijgen: Boss, Versace, noem maar op."
De economische welvaart van China die sinds het begin van de jaren '90 in Tibet doordringt heeft vooral effect op de jonge Tibetanen die materialistisch zijn geworden: ze ambiëren dure kleren, auto's en grote huizen. Hard werken en geen contrarevolutionaire activiteiten, dat is hun devies. Ze zijn opgegroeid onder Chinees bewind en beschouwen de oudere Tibetanen als achterlijke boeren. In Lhasa zie je nu overal fourwheeldrives, mobiele telefoons, gameboys en glanzende kantoorgebouwen en karaokebars in het half Chinees, half Tibetaans. De houseparty's zien er precies zo uit als in Amsterdam, ze laten deejays uit Shanghai invliegen voor een nacht. En de jongeren die om 5 uur de straat op rollen, komen langs tempels waar hun leeftijdgenoten als monniken zitten te mediteren. Dit staat in schril contrast met pelgrims die honderden kilometers naar Lhasa kruipend en knielend afleggen, als protest. "Het gebeurt naast elkaar, bovenop elkaar en tegelijkertijd - dat wilde ik laten zien."
Hopelijk worden door het duo Pauw&Paul zinniger vragen gesteld dan gisteren in het NPS-programma De Kunst.
Pauw & Witteman, Nederland 1, 23.00-23.55.

De eerste keer dat van Lohuizen naar Tibet ging, was met de Transsiberië Expres in 1985. In '87 wilde hij er weer in maar door de opstand die er toen was, waren de grenzen afgesloten. Vanaf 1995 ging hij drie keer, dit keer om te fotograferen. Hij trof een enorm verschil aan met zijn eerste bezoek, en keerde zich tegelijkertijd tegen het geromantiseerde beeld van Tibet, de cult rondom Tibet. "Er wordt gedaan of het een dierentuin is waar een hek omheen gezet moet worden en waar iedereen vooral moet blijven zoals vroeger. Want dat vinden wij leuk en mooi. Ik vind dat kortzichtig."
Met zijn foto's ontmaskert van Lohuizen de valse romantiek van films als 'Seven Years in Tibet' en 'Kundun'. Het opbouwen van de toeristenindustrie laat hij zien met de door de Culturele Revolutie verwoeste kloosters die nu door dezelfde Chinezen weer worden gereconstrueerd. Maar aan de andere kant houden Chinese politiemannen de monniken in de gaten bij rituele feesten. Ondanks dat constateert van Lohuizen dat de onderdrukking niet meer echt fysiek is. "Studenten van de opstand op het Tienanmenplein in 1989 zijn nu bezig carrière te maken, de welvaartseconomie heeft het eigen volk en de Tibetanen gekocht. In 1985 was er niets, nu kun je alles krijgen, overal zijn shopping malls, waarbij vergeleken Magna Plaza een buurtwinkeltje is. Alle topmerken kan je krijgen: Boss, Versace, noem maar op."
De economische welvaart van China die sinds het begin van de jaren '90 in Tibet doordringt heeft vooral effect op de jonge Tibetanen die materialistisch zijn geworden: ze ambiëren dure kleren, auto's en grote huizen. Hard werken en geen contrarevolutionaire activiteiten, dat is hun devies. Ze zijn opgegroeid onder Chinees bewind en beschouwen de oudere Tibetanen als achterlijke boeren. In Lhasa zie je nu overal fourwheeldrives, mobiele telefoons, gameboys en glanzende kantoorgebouwen en karaokebars in het half Chinees, half Tibetaans. De houseparty's zien er precies zo uit als in Amsterdam, ze laten deejays uit Shanghai invliegen voor een nacht. En de jongeren die om 5 uur de straat op rollen, komen langs tempels waar hun leeftijdgenoten als monniken zitten te mediteren. Dit staat in schril contrast met pelgrims die honderden kilometers naar Lhasa kruipend en knielend afleggen, als protest. "Het gebeurt naast elkaar, bovenop elkaar en tegelijkertijd - dat wilde ik laten zien."